Van mij – Deel 3
De volgende dag sta ik ruim op tijd op en gekleed in enkel een knalroze string loop ik gapend naar de badkamer. Ik trek mijn lip afkeurend omhoog als ik zie dat er in de wasbak allemaal haren liggen en pak snel de handdoek van Fons om ze weg te vegen. Gatverdamme.
Dan pak ik mijn eigen handdoek uit de kast en leg hem op de verwarming.
Als ik de warme straal van de douche op mijn hoofd voel, sluit ik even mijn ogen. Heel even geniet ik van de warmte en van het gevoel van rust. Het enige wat ik hoor is het water wat op mijn hoofd en tegen het douchegordijn aan klettert.
‘Fenna,’ hoor ik ineens aan de andere kant van het douchegordijn. Fons’ ochtendstem klinkt nog erger dan zijn normale stem en ik voel, ondanks het warme water, een koude rilling over mijn rug lopen. Ik zie zijn gezicht voor me en beelden van eerdere, gezamenlijke douchesessies schieten door mijn hoofd.
Het geld. Denk aan het geld.
‘Ja, schatje,’ zeg ik zachtjes.
‘Laat me effe voelen, wijffie.’
Gatverdamme, ik heb nog liever dat hij bij me onder de douche komt staan, dan dat hij alleen even wil voelen. Als hij een keer mee gaat onder de douche, dan ben ik in ieder geval weer een paar dagen van die vieze zweetgeur af die constant om hem heen hangt.
‘Kom je er even bij?’ Ik zet mijn meest verleidelijk stem op.
‘Nee, kom hier. Ik wil alleen effe voelen.’ De intonatie van zijn stem is duidelijk. Op dit soort momenten duldt hij geen tegenspraak. En als ik dat wel geef, dan wil hij én voelen en kan ik ook nog wat klappen verwachten.
‘Oké,’ mompel ik, terwijl ik de douche uitzet. Ik heb nog wat shampoo in mijn haren, maar dat spoel ik er zometeen wel uit.
‘Schiet op,’ mompelt hij en ik hoor de irritatie in zijn stem.
Ik schuif het douchegordijn opzij en geef hem een volledig uitzicht op mijn naakte, natte lichaam. Ik zie dat hij mijn roze string van de grond heeft opgepakt en tegen zijn neus aan drukt. Zijn ogen glanzen. Met zijn vrije hand duwt hij een pluk van zijn vette haren naar achteren en ik zie hoe hij me van top tot teen observeert.
‘Godverdomme, wat ben je toch een lekker wijf.’ Hij ademt diep in en ik zie zijn tong langs mijn string gaan, voordat hij hem in de hoek van de badkamer gooit.
Gatverdamme, die man spoort echt niet.
‘Nou, schiet op, omdraaien,’ zegt hij.
Ik ken dit riedeltje precies. Gisteravond had ik hem nog wat extra drank moeten geven, dan was hij niet zo vroeg wakker geworden en had ik geen last van hem gehad.
Ik draai me om, buig voorover en zet mijn beide handen tegen de muur. Dan duw ik mijn hoofd omhoog, zodat mijn haren nog verder over mijn rug naar beneden vallen en ik wacht. Ergens diep vanbinnen voel ik een klein stukje angst, een klein stukje ‘dit wil ik niet’, maar ik zet het van me af, zoals ik gewend ben, en druk mijn kont zo ver mogelijk zijn richting op.
Ik weet precies wat er nu komen gaat. Ik hoor hoe hij zijn mond opent en zachtjes aan zijn vingers sabbelt, terwijl hij met zijn andere hand mijn haren vastgrijpt en mijn hoofd nog verder naar achteren trekt.
Doorademen, het is zo voorbij.
Hij duwt mijn benen iets verder uit elkaar en drukt dan, zonder pardon, een stuk of drie vingers bij me naar binnen.
‘Hoe kom jij zo droog?’ vraagt hij, terwijl hij ruw met zijn hand beweegt. Als een focking kind die voor het eerst met zijn handen in een snoeptrommel zit en niet kan kiezen.
Ik geef geen antwoord en doe mijn best om te blijven staan, terwijl hij nog harder aan mijn haren trekt.
‘Dit vind je lekker, hè?’ Ik knik met tegenzin, terwijl ik de pijn, die hij veroorzaakt, wegslik. Ik voel het gebeuk van zijn knokkels en ik haal snerpend adem. Hij ramt nog een paar keer hard in me en haalt dan zijn vingers uit me en laat mijn haren los.
Hij ademt hard door zijn neus in en ik weet dat hij zijn vingers eronder houdt en mijn geur opsnuift.
‘Dit lekkere geurtje kan ik nu de hele dag ruiken. Vanavond ben je aan de beurt.’
Wacht, wat? Vanavond?
‘Maar… het is dinsdag?’ mompel ik, toch ergens wel geschokt.
‘Lekker belangrijk. Dan doen we het twee keer deze week.’
Oh nee, oh nee, nee, nee. Niet vanavond. Donderdag is zijn avond. Donderdag mag hij op me klimmen. Niet op dinsdag.
‘Oké,’ mompel ik, terwijl ik weer rechtop ga staan en nadenk of er ergens nog drugs in huis zijn, waarmee ik hem kan drogeren. Anders moet ik nog maar even langs mijn boodschappenmannetje om wat spul te halen.
‘Opschieten jij, je moet naar school. Anders krijgen we daar weer gezeik over.’ Zonder me nog aan te kijken, verlaat hij de badkamer, met zijn vingers nog onder zijn neus.
Na twee ondraaglijk saaie lessen loop ik met frisse moed de kantine binnen. Met mijn donker opgemaakte ogen speur ik de kantine af. Mijn ogen gaan langs alle medeleerlingen en ik voel dat mijn hart een sprongetje maakt, zodra ik Leon in het vizier krijg. Zijn felblauwe ogen lijken nog feller door de kobaltblauwe trui die hij draagt en ik ga even met mijn tong over mijn lippen, om vervolgens zachtjes op mijn onderlip te bijten.
Heupwiegend loop ik zijn kant op en ik zie dat de twee meiden die bij hem aan tafel zitten me argwanend aankijken, zodra ik dichterbij kom. De meiden staan bekend als ‘de populaire meiden’. Met hun dure designerkleding, perfect gemodelleerde haren en tot in de puntjes verzorgde make-up, kijken ze me arrogant aan. Het meisje met het donkere haar gaat verzitten en ik zie dat ze iets naar Leon toe schuift. Ach, het arme kind denkt werkelijk dat ze een kans heeft.
Ik vraag niet of ik erbij mag komen zitten, de antwoorden bevielen me in het verleden niet altijd, dus ik pak een stoel en neem nonchalant plaats.
‘Dag, allemaal,’ zeg ik zelfverzekerd.
De meiden zeggen niks, ze kijken me alleen aan met een blik van afgunst.
‘Goedemorgen, Frieda,’ zegt Leon vriendelijk.
Ik zie dat de meiden moeite moeten doen om hun lach in te houden.
‘Fenna,’ zeg ik, terwijl ik mijn haar achter mijn oren strijk, waardoor mijn goudkleurige oorringen zichtbaar worden. ‘Het is Fenna, weet je nog?’
‘Oh ja, sorry. Ik hoor ook zoveel nieuwe namen.’ Leon werpt me een oprechte glimlach toe en ik voel raar gekriebel in mijn buik ontstaan.
De meiden gniffelen en even voel ik een zweem van onzekerheid door mijn lichaam trekken. Het beeld van Fons, die zijn vingers onder zijn neus houdt, schiet even door mijn gedachten. Ik laat niks merken, zoals altijd.
‘Weet je nog hoe deze dames heten?’ vraag ik, met een poeslieve stem.
‘Eh…’ Leon komt wat overdonderd over en ik zie zijn ogen langs de meiden gaan.
‘Het geeft niets als je het niet meer weet,’ vervolg ik met nog steeds dezelfde poeslieve intonatie. Ha, die meiden kunnen me wat. ‘Tamara en Leonie.’
Ik zie dat Leon wat ongemakkelijk knikt en hij kijkt me aan. Zijn blauwe ogen vinden mijn smaragdgroene ogen. Het is vreemd, aan de ene kant denk ik ‘nu heb ik je’, omdat ik met mijn betoverende ogen altijd alle mannen tussen mijn benen krijg. Aan de andere kant merk ik ook dat zijn ogen iets met mij doen. Dat ken ik niet. Ik kan het niet goed omschrijven, het is een nieuw gevoel voor mij. En daar houd ik niet van, daar word ik onzeker van en het zorgt ervoor dat ik nog doortastender wil worden. Ik wil hem aanraken, voelen, ruiken en zachtjes in zijn onderlip bijten om hem helemaal gek te maken… Zoals hij mij ook gek maakt.
‘Dank je,’ zegt hij zachtjes, zichtbaar blij dat ik hem even op weg heb geholpen. Vanuit mijn ooghoek zie ik de twee dames verontwaardigd naar me kijken en ik voel dat mijn rechter mondhoek iets omhoogkomt. Zij dachten superieur te zijn? Zij dachten een onuitwisbare indruk te maken op deze heerlijke jongeman? Ze hebben ongelijk, zoals altijd. Ik heb hem. Hij is van mij. Van mij. Ik ga er álles aan doen om hem te krijgen.
Van mij.
Een paar uur later zitten Leon en ik naast elkaar in het park. We zitten in het gras en hebben allebei onze schoenen uitgedaan, waardoor ik de zachte grassprietjes tussen mijn tenen voel kriebelen. De nazomerzon staat hoog aan de hemel en de zon die op mijn gezicht schijnt, geeft een behaaglijke warmte af.
Mijn outfit is vandaag, zoals altijd, zorgvuldig gekozen. Ik moet Leon het idee geven dat we inderdaad echt alleen vrienden zijn. Daar horen geen korte rokjes en laag uitgesneden shirtjes bij, maar een andere kledingstijl. Ik draag daarom een strakke spijkerbroek, die mijn rondingen goed uit laat komen, maar mijn benen helemaal tot aan mijn enkels bedekt. Ik kan me niet meer voor de geest halen wanneer ik voor het laatst een lange broek aan had. Weer of geen weer, ik draag rokjes. Het liefst zo kort mogelijk. Verder draag ik vandaag een simpel, zwart, strak T-shirt, die ik ooit heb gekregen en één keer aan heb gehad toen ik ziek was. Het is niet laag uitgesneden, dus normaal gesproken zou ik dit nooit dragen, maar ik moet ‘vriendschap’ uitstralen. Mijn blonde krullen zijn samengebonden in een hoge paardenstaart. Hoe degelijk.
Ik kijk naar de vijver die zich voor ons uitstrekt en hoor de wind zachtjes door de bomen waaien. De bladeren aan de bomen beginnen een klein beetje hun groene kleur te verliezen en een enkele is al naar beneden gedwarreld. De zomer is nu echt bijna voorbij.
Ik vraag me nog steeds af wat Leon voor ‘persoonlijke omstandigheden’ heeft gehad. Het zou echt fantastisch zijn als zijn ouders gaan scheiden. Dan valt zijn basis weg en dat zou het voor mij een stuk makkelijker maken om een vertrouwensband op te bouwen. Maar misschien is er ook wel iemand dood. Een oom of tante of zo. Dat zijn lastigere dingen, want in een periode van rouw zijn mannen doorgaans minder benaderbaar. En deze jongeman is al zo’n uitdaging voor me…
‘Het is warm,’ onderbreekt Leons stem mijn gedachten.
‘Ja, dat vind ik nou ook.’ Sjezus, kon ik niet even een beter antwoord bedenken? Dit zijn de goede gesprekken niet. Dit is small talk. Daar ben ik niet goed in. Wil je seks? Zeg het gewoon. Gaat een stuk sneller en dan hoef je niet te praten over het weer. Maar ik denk niet dat Leon op dit moment seks wil, hoe apart dat ook is. Onwerkelijk bijna. Dit heb ik volgens mij nog nooit meegemaakt. Maar los daarvan… ik moet nu een gesprek beginnen, dat moet, want ik wil weten wat zijn persoonlijke omstandigheden zijn, anders kan ik geen plannetje bedenken.
‘Kun je een beetje wennen op school?’ vraag ik vriendelijk.
‘Jawel, de mensen zijn wel aardig,’ antwoordt hij.
Ik kijk hem aan, in de hoop dat er nog een vervolg op deze zin gaat komen, maar ik zie dat zijn ogen gefocust zijn op een stel met twee jonge kinderen, die iets verderop lopen.
‘Wil jij later kinderen?’ vraag ik, terwijl ik het gezin steeds kleiner zie worden.
‘Zeker weten,’ antwoordt Leon zonder twijfel. ‘Ik wil absoluut kinderen. Ik vind kinderen geweldig. Ze zijn zo puur en hebben een prachtige kijk op de wereld. Ze zijn goudeerlijk en zo oprecht vrolijk… Hun vrolijkheid is nooit gespeeld. Kinderen kunnen écht genieten van de kleine dingen. Dat is toch prachtig?’
Ik ben even stil van zijn woorden. Ik heb altijd gezegd dat ik geen kinderen wil. In de eerste plaats omdat mijn platte buik en stevige borsten heilig zijn, in de tweede plaats omdat ik niet moet denken aan stinkende luiers, eeuwig gejank en geschreeuw en in de derde plaats omdat ik geen enkele man vertrouw. Goede vaders bestaan niet. Goede vaders zijn verzonnen door grote commerciële bedrijven en worden gebruikt in reclamespotjes om een bepaald beeld te creëren. Er is no way in hell dat een man mij vol gaat spuiten, dat ik vervolgens negen maanden met een mega buik mag lopen en dat die kerel er vervolgens vandoor gaat met een jonger, strakker exemplaar. En ik zit dan met een jankende baby. Nee, dank je.
Maar de woorden van Leon zetten mij wel aan het denken. Zoals hij het bekijkt, had ik het nog nooit bekeken.
‘Denk je niet dat kinderen gewoon heel erg naïef zijn?’ vraag ik. ‘Dat ze daarom eerlijk zijn?’
‘Is dat verkeerd dan?’ reageert hij direct.
‘Ja, ik denk dat dat verkeerd is. Op naïeve kinderen komen rare figuren af,’ zeg ik zachtjes. Ik schrik van de emotie die door mijn stem heen komt en ik slik even. Leon heeft inmiddels zijn hoofd bijgedraaid en kijkt me recht in mijn ogen aan. Hij staart indringend naar me en ik voel de kriebels over mijn rug lopen. Het lijkt alsof hij dwars door me heen kijkt en ineens alles over me weet. Alsof hij van mijn gezicht af kan lezen dat ik als kind meermaals misbruikt en geslagen ben. Want ja, ik was naïef en jong. En ik had geen idee dat dit niet normaal was en het is mijn eigen schuld geweest. Had ik maar beter moeten weten. Net als hoe het nu gaat met Fons. Ik maak de keuze om seks met hem te hebben heel bewust, meestal dan, want naïef ben ik niet meer.
Leons ogen blijven de mijne doorboren. Hij weet het. Maar dat kan niet. Toch?
Ik voel dat mijn hartslag versnelt en ik draai snel mijn hoofd opzij om zijn blik te ontwijken. Op de een of andere achterlijke manier voel ik dat ik tranen in mijn ogen krijg. Wat is dit nou weer voor onzin? Ik moet van onderwerp veranderen. En snel. Ik moet mij weer op mijn plan richten, want dit slaat écht helemaal nergens op.
‘Je vertelde dat je door persoonlijke omstandigheden een niveau naar beneden bent gegaan op school?’ vraag ik.
‘Klopt,’ zegt Leon, terwijl hij me nog steeds ietwat onderzoekend aankijkt. ‘En dat niveau werd niet op de school aangeboden waar ik zat, dus ik moest switchen. En nou ja… hier ben ik dan…’
‘Wil je vertellen wat er gebeurd is?’ vraag ik vriendelijk. Please, laat het zijn ouders zijn die gaan scheiden.
Leon blijft even stil en voorzichtig kijk ik weer zijn kant op. Hij staart voor zich uit.
‘Mijn zusje is begin dit jaar overleden,’ zegt hij dan en hij kijkt me aan. Zijn felblauwe ogen lijken ineens dof. Gevuld met pijn, met intens verdriet en met een groot gemis. Op de een of andere manier word ik er stil van en voel ik een schok door mijn lichaam gaan.
‘Je zusje?’ fluister ik. ‘Was ze ziek?’ Holy fuck, dit is heftige shit.
‘Ze heeft een auto-ongeluk gehad…’ zegt Leon, met trillende stem. ‘Ze was pas twaalf jaar.’
Hij laat mijn ogen los, laat zijn kin op zijn borst zakken en ademt diep en haperend in. De eenzaamheid en het verdriet straalt van hem af. En voor het eerst in mijn leven voel ik een zweem van medelijden door me heen gaan. Voel ik een ongelooflijke drang om hem te moeten helpen. Niet door hem wat afleiding te geven tussen mijn benen, maar op een andere manier. Hoe ik dat moet doen, dat weet ik nog niet. Maar ik moet Leon ondersteunen. Mijn Leon. Van mij…