Van mij – Deel 7
Mijn borst gaat hard op en neer, omdat ik zwaar en in hoog tempo ademhaal. Ik kan er niets aan doen, het gaat vanzelf. Ik leg mijn trillende hand op mijn borst en voel mijn extreem hoge hartslag. Met opengesperde ogen kijk ik naar de straat waar Leon zojuist verdwenen is.
Weggaan, bij mij? Weg?
‘Laat me met rust, voor altijd.’ Zijn woorden galmen hard na in mijn hoofd en ik merk dat ik mijn kaken hard op elkaar klem, terwijl ik zachtjes mijn hoofd heen en weer schud.
Dit kan toch niet waar zijn? Dit kan écht niet waar zijn. Leon is niet het type dat iemand in de steek laat. Hij laat mij niet alleen. Hij laat niemand alleen. Leon is geweldig. Hij is zo lief, zo zorgzaam. Zo ongelooflijk verliefd op mij. Er moet meer aan de hand zijn, dat moet!
Vanmorgen, dat examen, hij kwam met een verdrietige blik binnen. Er moet thuis iets gebeurd zijn. Dat kan niet anders. Zijn moeder misschien? Ja, zijn moeder… dat moet het zijn. Zijn moeder heeft iets tegen hem gezegd of hem iets aangedaan. Die overbezorgde sloerie is vast en zeker de boosdoener in dit hele verhaal. Ze wil ons uit elkaar halen, omdat ze de intense liefde tussen ons voelt, die zo duidelijk aanwezig is, dat hij bijna zichtbaar is. Is ze bang dat haar zoon een eigen leven gaat leven? Is ze zo’n moeder die haar jongen klein wil houden, dicht bij haar?
NEE!
Leon en ik, wij horen bij elkaar! Dat weet ik en dat weet hij. Samen. Onze band is zo sterk, die laten we toch door niemand kapot maken? Door niemand. Als zijn moeder denkt dat ze hierin ook maar een klein beetje een mening mag hebben, dan heeft ze een probleem en kan ze het krijgen ook. Ik zal me er wel eens mee gaan bemoeien en haar laten zien wie er de baas is. Dan kent ze de échte Fenna nog niet. Ze krijgt ons niet uit elkaar, wat ze ook doet. Hij is van mij. Van mij.
Ik adem hard uit via mijn neus, ik proest bijna. De onmacht en onzekerheid, die diep in mijn ziel geworteld zitten, proberen zich een weg naar buiten te banen, maar ik laat het niet gebeuren. Ik vecht met alle macht tegen dit gevoel wat langzaam steeds meer overheersend wordt en praat mezelf rustig.
Nee. Nee. Nee.
Ik laat niet nóg iemand misbruik van me maken. Op geen enkele manier. Ik bepaal. Ik bepaal verdomme zelf. Niemand anders. Ik bepaal wat er met mijn leven gebeurt. IK.
Ik kijk naar mijn handen en zie dat ik mijn nagels zo ver in mijn handpalm heb gedrukt, dat er rode striemen in staan.
Van mij.
Oh, Leon… jij gaat helemaal nergens heen. Ik adem diep in en houd mijn adem even vast, tuit mijn lippen en breng langzaam mijn kin omhoog. Mijn smaragdgroene ogen volgen de weg die Leon zojuist genomen heeft en ik knijp ze iets samen om goed te kijken. Dan voel ik een zweem van geruststelling door me heen gaan.
Zij bepaalt niet voor ons. Wij bepalen. Leon en ik. En hij wil het. Hij wil mij… ons… alles. Hij weet het alleen nu even niet.
Op mijn gezicht wordt een voorzichtige grijns zichtbaar en ik bijt zachtjes op mijn onderlip.
Oh, Leon… Ik hoop dat je klaar voor me bent… Want ready or not, here I come…
Zelfverzekerd, met grote stappen loop ik terug naar huis. Ik moet een plan bedenken. Een retegoed plan om ervoor te zorgen dat Leon terugkomt. Terug naar de plek waar hij hoort te zijn. Bij mij. Ik moet hem laten inzien dat ik de enige ben die oprecht om hem geeft en dat zijn moeder alleen maar kwade bedoelingen heeft door hem bij mij weg te laten. Ik moet hem laten zien hoe gelukkig we kunnen worden als we samen verder gaan. Maar… ik moet om zijn moeder heen. Zij is hem aan het wegtrekken, dat kan niet anders. Wat zou ik daartegen kunnen doen? Haar ziek maken? Haar uit de weg ruimen zou de snelste en makkelijkste optie zijn, maar ja… daar kleven natuurlijk ook weer de nodige risico’s aan. Bovendien is je eigen moeder een overdosis drugs geven een stuk makkelijker dan iemand die je nog nooit ontmoet hebt. Ik zou niet weten hoe ze eruit ziet. Het is me de afgelopen maanden telkens gelukt om bij haar uit de buurt te blijven, juist om dit soort onzin te voorkomen. Moeders proberen mij altijd weg te houden bij hun zonen, altijd.
En het ging zo goed, zo ontzettend goed tussen mij en Leon… Maar nu vallen alle puzzelstukjes op hun plek. Zij is de reden dat hij ineens amper nog zijn telefoon opnam als ik belde. Zelfs als ik tien of vijftien keer op een avond belde, nam hij soms niet op. Ik stuurde er dan soms een paar berichtjes achteraan, om hem te laten weten dat het niet uitmaakte hoe laat hij me terug belde, maar hij deed dat niet meer. Ineens. Het moet zijn moeder zijn geweest die roet in het eten gooide, want Leon is natuurlijk ook smoorverliefd op mij. Het is simpelweg onmogelijk dat hij niet genoten heeft van de vele gesprekken die we hebben gehad… van het samenzijn, al was dat zonder aanraking. Het hing in de lucht, al die tijd. De spanning tussen ons was op sommige momenten te snijden en geloof mij maar dat dat dat een seksuele spanning was. Dat kan niet anders.
Ik moet met Leon praten. Dat is de eerste stap van mijn plan. Leon moet inzien dat zijn moeder deze situatie veroorzaakt. Hij zal diep van binnen toch wel weten dat hij niet zonder me kan? Maar ja, ik weet ook wel dat ik hem moet helpen herinneren. Als ik uit zijn leven verdwijn, dan maak ik het wel heel gemakkelijk voor hem om mij te vergeten. Dat gaat niet gebeuren.
Ik moet rustig blijven, hier goed over nadenken en alle stappen die ik ga nemen op papier zetten. Leon is mijn uitweg, mijn heilige graal in de hel waarin ik jaren heb geleefd, hij is mijn toekomstige man en mijn zielsverwant.
Ik zal hem krijgen. En als ik hem heb, dan laat ik hem nooit meer los.
De deur valt, per ongeluk, met een knal achter me dicht en ik krimp even in elkaar. Shit, nu heeft Fons waarschijnlijk gehoord dat ik thuis ben.
‘Fenna,’ buldert zijn stem vanuit de keuken.
Oké. Rustig blijven nu.
Ik trek subtiel mijn rokje iets omhoog, in de hoop dat vandaag een blik op mijn lichaam voldoende is. Dat hij niet meer van me wil.
‘Dag, schatje,’ zeg ik, terwijl ik heupwiegend de keuken inloop. ‘Hoe was je dag?’
‘Prima. Waar was je?’ Hij staat enkel in een afgedragen, grijs boxershort in de keuken, die aan de bovenkant wordt bedolven door zijn hangende buik. Hij krabt even in de grote bos zwarte haren, die zijn borst bijna volledig bedekken en doorlopen naar zijn schouders. Hij kijkt me met een boze blik aan, terwijl er een flinke lok van zijn vette haren in het midden van zijn gezicht hangt.
‘Op school. Ik had een examen.’
‘Een examen? Die heb je toch pas in je laatste jaar ergens?’ Hij klinkt geërgerd.
‘Dit is mijn laatste jaar, lieverd.’ Ik probeer om mijn stem rustig te laten klinken, maar vanbinnen kook ik. Hij wéét dat dit mijn laatste jaar is. Is het nou zo’n grote moeite om in ieder geval dat te onthouden?
‘Oh. Nou, zal ik dan eens even testen of jij genoeg écht belangrijke dingen geleerd hebt de afgelopen jaren?’ Zijn bovenlip krult omhoog en ondanks dat dit soort uitspraken aan de orde van de dag zijn, voelt het nu anders. Het voelt niet goed. Ik heb geen ruimte in mijn hoofd voor Fons. Ik heb enkel ruimte om me met Leon bezig te houden. Ik moet een plan bedenken om hem terug te krijgen, het moet.
Ik besluit om de negeer-tactiek toe te passen, die lijkt me op dit moment het meest zinvol.
‘Hoe was je dag, schatje?’ vraag ik.
‘Dat doet er niet toe,’ zegt hij, terwijl hij probeert om een zwoele stem op te zetten. Hij komt langzaam naar me toe lopen en ik zie zijn buik op en neer deinen. Er gaat een gevoel van afschuw door mijn lijf.
‘Fons… Fonsje… schatje…’ begin ik voorzichtig. ‘Ik ben heel erg moe en ik… ik moet nog leren van mijn examen voor morgen,’ lieg ik. Alsof ik, dankzij Leon, niet al maanden lang alle stof beheers die ik moet kennen voor het examen.
‘Met zulke tieten hoef je geen examens te maken, schatje. Jij krijgt alles voor elkaar wat je maar wilt,’ antwoordt hij, terwijl hij met zijn tong over zijn lippen gaat en zijn hand op mijn borst legt.
Normaalgesproken kan ik het van me afzetten, maar nu lukt het me echt niet. Ik ben er zo aan gewend geraakt dat Leon er voor me is, nadat Fons weer eens los is gegaan. Niet dat ik Leon ooit verteld heb wat er écht in dit huis gebeurt, maar de gedachte dat ik Leon überhaupt kon spreken was vaak al genoeg om me er doorheen te slepen. Ik had die gedachte nodig, merkte ik. Hoewel ik het jaren zonder Leon ondergaan had, lukte me dat later niet meer. Zijn persoonlijkheid had een verslavend effect en die verslaving… die werd steeds groter.
Nu heb ik die gedachte niet. Ik weet niet of Leon opneemt als ik hem bel en die gedachte is angstaanjagend. Die is vele malen angstaanjagender dan Fons, die hier voor me staat en langzaam met zijn lippen richting mijn nek gaat en ik moet mijn plan uitwerken. Ik moet uitzoeken hoe ik hem terug ga krijgen, ook als dat het einde van zijn moeder betekent.
‘Fons, sorry, het kan nu echt niet,’ zeg ik daarom abrupt. En dan… dan maak ik de stomme fout om hem van me af te duwen en op het moment dat ik zijn logge lichaam achteruit zie gaan, heb ik al spijt.
Ik zie zijn ogen groot worden en langzaam zie ik de woede in zijn gezicht ontstaan. Hij ademt diep in, maakt zich groot en zijn wangen en voorhoofd worden rood, terwijl hij me indringend aankijkt.
‘Wat zeg je?’ Hij praat langzaam, heel langzaam. Alsof hij deze drie woorden zorgvuldig uitgezocht heeft.
Ik slik even en kijk hem met grote ogen aan. Het angstige gevoel wat altijd op de achtergrond schemert in mijn hoofd, komt in volle kracht naar voren en ik deins iets achteruit, wetende dat ik nu een ongelooflijk probleem heb.
‘Fons, ik… sorry… ik maakte maar een grapje.’ Ik weet niet wat ik kan zeggen om hem uit deze emotie te krijgen, dus ik probeer maar wat, maar eigenlijk weet ik dat het een verloren zaak is…
In een flits ligt zijn hand op mijn keel en hij duwt me met veel kracht tegen een keukenkastje aan. Ik voel zijn vingers branden in mijn hals en ik raak in paniek als ik merk dat ik geen adem krijg, doordat hij me met zijn hand iets optilt.
Zijn rooddoorlopen ogen kijken me woedend aan.
‘Het kan niet?’ vraagt hij sissend. ‘Het kan niet?’
Ik probeer te zeggen dat het wel kan, dat ik het niet zo bedoelde, dat hij natuurlijk met me mag doen wat hij wil, maar ik kan me alleen maar concentreren op het verstikkende gevoel in mijn hals.
Dan grijpt zijn andere hand mijn haar vast en hij trekt het met veel geweld naar voren, waardoor mijn kin naar voren valt en het verstikkende gevoel nog erger wordt.
Dan laat hij langzaam mijn keel los en ik haal snerpend adem.
Ik leef nog, godzijdank.
Met zijn andere hand, die nog in mijn haren verstrengeld zit, duwt hij mijn hele lichaam naar beneden, totdat ik op mijn knieën op de grond zit. Ik leg mijn handen bovenop zijn handen, in de hoop dat ik hem zover kan krijgen om me iets meer ruimte te geven, maar het helpt niets. De pijn is allesomvattend en ik voel de eerste traan over mijn wang druppelen.
‘Fons, alsjeblieft,’ mompel ik. ‘Sorry, sorry.’
Maar het is al te laat.. ik zie dat hij met zijn vrije hand zijn boxershort omlaag duwt en vrijwel direct trekt er een afgrijselijke geur in mijn neus.
‘Mond open, kreng,’ schreeuwt hij.
Maar ik kan het niet, het lukt me niet. Ik wil het niet.
Leon, help me. Alsjeblieft. Help me.
‘Wel godverdomme, mond open, Fenna!’ Met zijn vrije hand trekt hij aan mijn lippen en ik haal raspend adem. Hij trekt mijn kaken uit elkaar en ziet dan zijn kans schoon om mijn mond binnen te dringen. Met een harde beweging stoot hij tot achterin mijn keel en ik begin vrijwel direct te kokhalzen.
Ik hoor zijn ademhaling versnellen, terwijl hij in mijn mond beweegt. Zijn ene hand nog steeds verstrengeld in mijn haren en met zijn andere hand houdt hij mijn lippen uit elkaar.
Ik heb geen keuze, ik heb echt geen keuze. Ik moet het over me heen laten komen.
Terwijl mijn tranen zich vermengen met het zweet wat vanaf zijn buik over mijn wangen druppelt, voel ik me steeds kleiner en kleiner worden.
Help me, Leon.
Fons stoot nog een paar keer in me en dan voel ik achterin mijn keel een vloeistof druppelen. Het is klaar. Godzijdank, het is klaar.
Laat me niet alleen, Leon.
Fons laat me los en duwt me op de grond, waardoor ik met mijn elleboog een flinke smak op de vloer maak.
‘Ik bepaal wanneer het wel of niet kan,’ briest hij me nog na. ‘Alleen ik. Slikken jij.’
Angstig kijk ik hem aan en ik doe wat hij van me vraagt.
Dan loopt hij, zonder nog iets te zeggen, weg. Ik hoor dat hij naar de woonkamer loopt, op de bank neerploft en de televisie aanzet.
Langzaam, bang om mezelf nog meer pijn te doen, druk ik mezelf omhoog. Mijn knieën zijn geschaafd en ik voel een druppel bloed over mijn kin lopen. Mijn bovenlip voelt gezwollen en ik leg er trillend een vinger op. Fuck, het bloedt.
Als ik rechtop sta, pak ik snel een doekje uit het keukenkastje, maak hem goed nat met koud water en druk hem tegen mijn lip aan. Dan loop ik, langzaam en uitermate voorzichtig, de keuken uit, sluip de trap op en ga naar mijn kamer, waar ik snel de deur achter me dicht doe.
Ik veeg snel en vakkundig de tranen van mijn wangen, maan mezelf tot orde door te zeggen dat ik me gigantisch aanstel en dat er ergere dingen op de wereld zijn en kruip dan, met een schriftje en een potlood, in mijn bed.
Goed, Leon. Hoe ga ik ervoor zorgen dat ik hem terug krijg.
Ik teken een klein hartje bovenin de pagina en ik voel de opluchting door mijn lichaam schieten. Ik krijg Leon terug, ik ga er alles aan doen om hem terug te krijgen.
Alles.