Menu Sluiten

Van mij – Deel 9

Ik zie hem voor het raam verschijnen en adem diep in.
Daar is hij. Mijn Leon.
‘Leon,’ sis ik. ‘Hier!’
Ik zie zijn blauwe ogen in de duisternis turen. Hij heeft een serieuze, bijna boze blik op zijn gezicht en ik haal opgelucht adem. Hij neemt dit serieus. Hij neemt óns serieus.
‘Leon,’ sis ik weer. ‘Ik ben het!’
Dan zie ik dat hij mijn kant opkijkt. Zijn ogen worden kleiner en ik vraag me af of hij me wel kan zien als ik zo ineengedoken op de grond zit en ik schiet omhoog.
‘Schatje!’ Mijn stem klinkt nu al iets harder.
‘Fenna?’ Zijn stem klinkt onduidelijk door de afstand tussen ons.
‘Ja!’ Ik strek mijn armen naar hem uit. ‘Ik ben het!’
Oh, hij heeft het door. Hij moet de spanning voelen, de ongelooflijke liefde die ik via onze telepathische band naar hem toestuur. Hij ziet me! Ik kan hem spreken, ik kan hem spreken, zonder dat zijn moeder roet in het eten gooit. Het gaat lukken.
‘Ik kom naar beneden,’ hoor ik hem zeggen en hij is binnen een seconde bij het raam verdwenen.
Ik voel hoe de adrenaline als een tornado door mijn lichaam raast. Mijn ademhaling wordt sneller en sneller en met grote ogen houd ik de voordeur met arendsogen in de gaten.
Ons sprookje gaat beginnen. We gaan ervandoor. We gaan samen Fons omleggen en dan gaan we ervandoor. Leon en ik. Alleen hij en ik.
Oh mijn god.
Ik voel hoe mijn handen trillen en doe mijn best om mijn zenuwachtige gevoel de kop in te drukken. Het is Leon, mijn Leon. Ik hoef niet bezorgd te zijn. Alles komt goed.
Hij gaat voor me zorgen. Hij gaat er voor me zijn. Bij alles wat er nog komen gaat in mijn leven, zal hij naast me staan en als iemand me ooit nog pijn wil doen, dan zal hij voor me gaan staan en me beschermen. Onze levens zullen in elkaar verstrengeld worden om vervolgens voor altijd aan elkaar vast te zitten. Wat er ook gebeurt, niks zal ons uit elkaar kunnen halen.
Nooit.
Hij is van mij.
Ik voel hoe mijn hartslag iets tot rust komt, terwijl ik buiten op hem sta te wachten.
En dan gebeurt het… de voordeur gaat open en Leon loopt naar buiten. Hij is enkel gekleed in een spijkerbroek, een simpel zwart shirt en witte sneakers. Het klinkt misschien wat simpel, maar het is perfect. De dunne stof van zijn shirt waait door de zachte wind tegen zijn huid aan en laat zijn gespierde borstkas perfect uitkomen.
Ik bijt even op mijn onderlip en concentreer me op zijn blik, die vastberaden is.
Wow. Hoe sexy is dat. Vastberaden om er samen vandoor te gaan.
Hij komt dichterbij en gaat tegenover me staan.
‘Wat doe je hier?’ vraagt hij.
‘Ik kom je ophalen,’ zeg ik, terwijl ik probeer om mijn gedachten naar de zijne te sturen. Misschien had hij nog niet door wat precies de plannen waren. Of hij weet nog niet wanneer ons avontuur exact begint. Ja, dat klinkt een stuk aannemelijker. Waarschijnlijk is hij wat gefrustreerd, omdat ik nog niks van me heb laten horen. Hij is ongeduldig.
‘Je komt me ophalen?’ vraagt hij.
Ik knik driftig, terwijl ik zijn gezicht in me opneem. Zijn blonde haren lijken geen last te hebben van de wind en blijven perfect op hun plek. Zijn lippen zijn samengeknepen en zijn blauwe ogen zijn minder zichtbaar, omdat hij een grote frons op zijn voorhoofd heeft, die zijn ogen iets kleiner maken.
‘Fenna, ik ga niet met jou mee,’ zegt hij.
Ha! Grapjas.
‘Lé, het is misschien niet helemaal duidelijk wat de bedoeling is…’ begin ik voorzichtig.
‘Wat is de bedoeling?’ vraagt hij. Hoor ik daar nou een geërgerd ondertoontje in zijn stem?
Ik doe een stap naar voren, zodat ik dicht bij hem sta. Dichtbij genoeg om zijn hand te pakken en dat doe ik dan ook. Ik moet hem onze liefde laten voelen en daarvoor moeten we – letterlijk – dichter bij elkaar zijn.
Tot mijn grote verbazing trekt hij snel zijn hand terug en hij doet een stap naar achteren.
‘Fenna! Wat doe je?’ Hij praat harder dan zonet.
‘Sttt…’ sus ik. ‘Straks hoort iemand ons.
‘Het is goed, het is allemaal goed, schatje…’ zeg ik zo lief en rustig mogelijk. ‘Het is allemaal goed…’
Opnieuw doe ik een stap naar voren, maar ik pak zijn hand nog niet.
‘We gaan er samen vandoor, lieveling,’ fluister ik, terwijl ik voor de zoveelste keer probeer om hem te betoveren met mijn ogen. ‘We gaan… samen…’
Leons ogen zijn inmiddels twee keer zo groot geworden en geschrokken kijkt hij me aan.
‘Wat zeg je?’ fluistert hij verbijsterd.
Ik voel een zweempje twijfel door mijn lichaam trekken en haal diep adem in een poging om het nare gevoel weg te drukken.
‘Ik heb geld. Veel. Nou ja, bijna dan… We gaan samen naar Thailand.’
Het wordt muisstil, terwijl de blauwe ogen van Leon zich in de mijne boren en zijn gezicht één groot vraagteken uitstraalt.
‘Naar Thailand?’ vraagt hij.
‘Of wil je ergens anders naartoe? Leon, ik heb geld, veel geld. We hoeven alleen Fons uit de weg te werken.’
Ik zie dat hij een stap naar achteren doet en met zijn hoofd schudt alsof ik knettergek ben geworden. Compleet van de pot gerukt.
Maar dat bén ik niet. We horen bij elkaar. We moeten altijd, altijd samen blijven.
‘Je stiefvader uit de weg werken?’
Godver, dit gaat niet werken.
‘Hij verkracht me, Leon. Vaak. Ik moet bij hem weg, je moet me helpen.’ Ik voel de tranen in mijn ogen prikken. Ik voel dat dit de verkeerde kant opgaat.
‘Fenna,’ begint hij dan. ‘Ik kán je niet helpen.’
‘Jawel,’ probeer ik hem alsnog te overtuigen. ‘Juist jij! Jij bent de enige die me kan helpen. Jij bent de enige die me behandeld als een normaal mens. Jij bent de enige die me kent, die me begrijpt en die weet wie ik ben. De échte Fenna!’ Mijn stem wordt steeds een beetje harder. ‘Lieverd, alsjeblieft, vertel me wie ik ben.’
De tranen stromen inmiddels over mijn wangen en alle spieren in mijn lichaam spannen zich aan.
Er valt een ijzingwekkende stilte tussen ons en ik houd mijn adem in. Ik hoor ergens in de verte hoe de wind door de bomen jaagt.
Dan pas wend hij zijn blik af.
‘Ik denk… dat jij een heel beschadigd meisje bent,’ zegt hij dan.
‘Niet waar,’ huil ik. ‘Ik ben niet beschadigd.
Hij doet nog een stap naar achteren.
‘Leon, alsjeblieft. Ik ben niet beschadigd. Het is me volledig duidelijk, echt waar.’ Mijn stem trilt. ‘Jij en ik, wij horen bij elkaar. Wij moeten trouwen en kinderen krijgen en voor altijd en altijd bij elkaar blijven.
Ik zie dat hij langzaam zijn hoofd schudt, terwijl hij nog een stap naar achteren doet.
Nee! Niet weggaan.
Ik loop zijn richting op en in een vlaag van wanhoop grijp ik zijn arm vast.
‘Alsjeblieft… lieveling,’ fluister ik. De onmacht, het verdriet, de ultieme teleurstelling… het moet duidelijk zijn in mijn stem.
Met een grove beweging schudt hij zijn arm los.
‘Jij hebt hulp nodig, Fenna.’ Hij bijt het me bijna toe.
‘Van jou,’ huil ik. ‘Ik heb jou nodig!’
Dan ineens, compleet uit het niets, legt hij zijn handen op mijn schouders en hij drukt ze iets naar beneden. Ik kijk hem aan, volledig overrompeld.
‘Niet van mij. Je hebt professionele hulp nodig. Je bent beschadigd,’ zegt hij duidelijk.
Ik kan hem alleen maar aankijken en zijn blik vertelt me dat het klaar is. Het is over. Het sprookje is uit. Zijn gezicht is zo dicht bij het mijne. Ik kan het niet tegenhouden en ik probeer om naar voren te buigen, in een hopeloze poging om nog één keer zijn lippen te voelen. Om nog één keer in mijn leven warmte en liefde te voelen.
Zacht, maar toch met veel kracht duwt hij me van zich af.
‘Fenna, ik wil dat je me met rust laat,’ zegt hij.
Nee.
Nee, in godsnaam, nee. Niet weer.
‘Ik wil dat je hulp gaat zoeken en ik wil je niet meer zien.’
NEE.
‘Ben ik duidelijk?’
Verscheurd door onmacht kijk ik hem aan.
‘Ja,’ fluister ik.
Dit kan niet waar zijn.
‘Goed. Ik ga nu naar binnen. Blijf uit mijn buurt.’
Ik knik en doe een stap achteruit, terwijl ik zie hoe hij me de rug toekeert en wegloopt. Vlakbij de voordeur draait hij zich nog één keer naar me om.
‘Zoek hulp, Fenna.’
Ik knik weer en veeg de tranen van mijn wangen.
Als ik de deur achter hem dicht zie vallen, laat ik me op de grond zakken. Mijn hoofd trilt, mijn armen trillen en mijn hartslag is torenhoog. Beelden van de afgelopen maanden schieten als een slideshow door mijn hoofd en ik knijp mijn ogen dicht.
In de verte hoor ik iemand keihard schreeuwen. Schreeuwen alsof diegene onmenselijk veel pijn heeft.
Het duurt even totdat ik besef dat ik het zelf ben.