Doodse Stilte – Deel 8
Als Jasper en ik terugkomen, staan Marc en Erik met mijn vader in de gang. De agenten staan op het punt om te vertrekken.
‘Esmee, wij wensen je heel veel sterkte. Mocht je nog vragen hebben, mijn mobiele telefoonnummer ligt op tafel.’
Ik knik en geef de heren om de beurt een hand.
‘Eh… Ja. Dag…’ Dit is raar. Moet ik nou bedankt zeggen?
Ik twijfel eventjes.
‘Dankjewel. Ik neem aan dat dit ook niet jullie favoriete onderdeel is van jullie werk, maar jullie hebben het eh… goed gedaan. Dus… dankjewel.’
De heren knikken en ik laat mijn hand los. Jasper trekt ondertussen zijn schoenen uit en zet ze in de zwarte schoenenkast, die Leon toevallig vorige week zorgvuldig aan de muur heeft gemonteerd.
Jasper is stil en zegt niets tegen de vertrekkende agenten. Ik zie een doffe blik in zijn mooie, blauwe ogen, maar weet dat ik hier niets aan kan veranderen op dit moment. Normaal gesproken had ik hem gevraagd om ‘tot ziens’ of iets in die trant te zeggen, maar nu hoeft hij even helemaal niks van mij.
Mijn vader laat de agenten uit en duwt de deur achter ze dicht.
Dan lopen we weer naar binnen.
Ik zie Joke nog steeds aan de eettafel zitten. Haar glas water is inmiddels leeg en ze kijkt glazig voor haar uit. Hoewel ik ergens nog woede voel om haar domme, onnadenkende uitspraak tegenover de kinderen, voel ik ook een zweem van medelijden door me heen gaan. Als ze me met haar waterige ogen aankijkt, wordt dit laatste gevoel versterkt. Ik zie één en al pijn.
Pijn om haar dochter, Jasmijn, die ze jaren geleden op gruwelijke wijze verloren is. Pijn, om de verschrikkelijke angsten, die ze de jaren daarna dagelijks gehad heeft. Haar eeuwige nachtmerries en nachtelijke telefoontjes, omdat ze zó bang was om Leon ook te verliezen.
Ik zie de tientallen keren voor me, dat ze onverwacht bij ons voor de deur stond. ‘Voor de gezelligheid,’ zei ze dan.
Maar wij wisten wel beter. Wij wisten dat ze kwam kijken of alles goed ging. Of Leon er nog was.
Een intensieve periode van therapie brak aan en ze heeft zich eruit gevochten. Met vallen en opstaan en met bloed, zweet en tranen. Het lukte haar weer om te genieten van haar zoon, van haar kleinkinderen… En de therapie werd uiteindelijk afgebouwd en stopgezet.
Wat waren we trots op haar. Ze deed het zo goed… En dan nu dit…
Heb ik het wel goed gedaan vanmiddag? Had ik het haar wel op deze manier moeten vertellen?
Had ik niet moeten zeggen: ‘Joke, kom hierheen, ik moet je wat vertellen’?
Of was ze dan helemaal in paniek geraakt door de onduidelijkheid?
Had ik haar met een smoesje mijn kant op moeten lokken en haar hier bij mij thuis moeten overvallen met het nieuws?
Ik weet het niet. Ik weet het echt niet.
Wat is goed?
Kan je nieuws als dit goed brengen?
Ik heb werkelijk geen idee.
Mijn vader onderbreekt mijn gedachten. ‘Lieverd. De begrafenisondernemer is ingeschakeld. Hij komt hier naartoe.’
Begrafenisondernemer.
Oh. Oké.
Ik kijk mijn vader aan en zie vanuit mijn ooghoek dat Jasper naar Joke toe loopt. Ze heeft niet door dat Jasper voor haar staat en hij legt zachtjes zijn hand op haar been.
Ik zie haar hoofd langzaam bijdraaien, bijna alsof het in slow motion gaat. Aan haar gezichtsuitdrukking te zien, maakt ze oogcontact met hem. Zo erg als hij eerst geschrokken was van haar emotionele uitbarsting, zo typisch vind ik het dat hij nu weer toenadering tot haar zoekt. Alsof hij de andere emotie uit de lucht grijpt, zijn vingertje erop legt en erop inspeelt.
Ik zie dat ze haar hand langzaam optilt, en deze bovenop zijn kleine handje legt.
Ze zeggen beide niks. Ze kijken elkaar alleen maar aan.
Dan, uit het niets, klimt Jasper bij zijn oma op schoot. Ze geven elkaar een warme knuffel en ik zie dat Joke haar ogen sluit en de geur van haar kleinzoon opneemt. Als ze kort daarna haar ogen weer opendoet en oogcontact met mij zoekt, knijp ik begrijpend met mijn ogen.
‘Ohhhh toe dan… pleaaaaasseeee…’
Ik til mijn kin op en kijk omhoog. Ik geloof niet in een God, maar voor nu hoop ik dat er toch iemand is die naar me luistert en me even een handje helpt. Ik knijp mijn ogen dicht en druk mijn kaken op elkaar. ‘
TOE DANNNNN!’
Ik wiebel op de WC. Van het ene been op het andere been en weer terug.
In mijn linkerhand een gele, plastic beker die ik een beetje spastisch onder me aan het vasthouden ben.
‘Één druppel… Please…’ Ik probeer nog een beetje harder te drukken, maar het lukt niet. Het is op. Mijn blaas is leeg en er zit niet één druppel in de beker. Niet één.
Shit.
Al vloekend haal ik de beker weer tussen mijn benen door en zet hem op het fonteintje naast het toilet. Voor de vorm ga ik even aan de slag met wat WC papier en ik trek dan mijn roze ik-heb-al-mijn-andere-ondergoed-in-de-was-dus-nu-moet-ik-deze-wel-aan boxershort omhoog en hijs snel mijn broek eroverheen.
Shit, shit, shit.
Waarom lukt het nou niet? Een blik op mijn horloge leert mij dat het halfvijf is. Nog een half uurtje, totdat Leon thuis is. Gaat het me nog lukken om voor die tijd te plassen? Het móét!
Ik leg een hand op mijn buik. Ik herken de superkleine krampjes, ik herken de opgezette borsten en de moeheid die ik afgelopen dagen heb ervaren. Ik herken alles. Ik weet het zeker.
Nou ja, bijna. Een plastic staafje moet nog even de extra zekerheid geven. Dat stukje zekerheid waar ik op dit moment echt ontzettend naar snak en eigenlijk heel erg nodig heb.
Terwijl ik het bijna zeker weet.
Maar het kan ook niet zo zijn.
Ja, dat kan ook nog.
Heus.
Honden en katten zijn toch ook om de haverklap schijnzwanger? Volgens mij kan dat met mensen ook gebeuren?
Oh wacht. Ik voel nu wat meer kramp. Zal ik dan toch ongesteld worden?
Komen daar de gevoelige borsten van? Ben ik gewoon moe, omdat Jasper vandaag een echte peuterpuberteit dag had?
Ik weet het niet. Ik wil het wel weten. Nú.
Volgens mij ben ik niet zwanger. Nee, ik denk het niet.
Maar dan moet ik wel even plassen. Je zou denken dat dat niet zo moeilijk is, toch? Nou, dat pakt toch even anders uit.
Ik loop het toilet uit en loop in gedachten de woonkamer in. Jasper zit nog heerlijk met zijn Duplo te spelen en heeft niks in de gaten. Op de eettafel ligt een shirtje klaar, dat ik hem eigenlijk zo straks aan wil doen.
‘Stoer. Ik word grote broer.’
Leon gaat echt door het dolle zijn, als hij het shirtje gaat zien!
Maar, ik moet eerst plassen.
Water. Water moet ik drinken.
Ik pak snel een glas en vul hem met water. Ik drink drie glazen water achter elkaar en laat bewust de kraan een beetje lopen, zodat ik het stromende water hoor. Wellicht kan ik hiermee mijn lichaam ‘foppen’.
Tien minuten later bevind ik mij weer op het toilet, weer in de uitermate charmante houding met de beker tussen mijn benen. Ik kijk richting het toilet en zie dat het ook echt weer tijd wordt voor een grondige vergadering met mijn scheermesje, maar daar gaat het nu even niet om.
Oké. Ontspan…
Een druppel… Nou ja, iets meer… is al genoeg. Ik sluit mijn ogen.
Als mensen mediteren, dan denken ze toch altijd heel lang aan één woord?
Als ik nou ook ga mediteren, dan word ik toch gewoon zen? En zo? En dan kan ik vast plassen.
Met mijn rechter, vrije hand maak ik met mijn duim en middelvinger een rondje en leg deze op mijn knie. Ik sluit mijn ogen. Concentreer je op één woord… één woord…
Ehm. Welke dan?
Ik open één oog en kijk om me heen voor inspiratie. Het eerste waar ik tegenaan kijk, is de verjaardagskalender die ik ooit van Vera heb gekregen met allemaal bijna naakte mannen. Bij elke maand hoort een man en zijn edelen delen zijn afgedekt door een stuk fruit.
Meneer januari, een blonde hunk met een goddelijk lichaam, houdt een flinke ananas vast.
Oké. I’ve got this.
Ik sluit mijn ogen weer en zegt tegen mezelf: ‘Ananas… ananas… ananas…’
Ben ik nu zen? Is mijn geest nu in diepe ruste?
Nee, zo voelt het niet.
Maar wacht. Ik voel toch ineens iets.
Jaaaaaaaa! Ik voel een paar hele kleine druppels een weg naar buiten vinden en in de beker belanden. Zou het genoeg zijn? Met de beker schraap ik voor alle zekerheid even langs mijn onderste. Dan heb ik in ieder geval ook die allerlaatste druppel.
Ik houd de gele beker voor me en hoop dat ik precies genoeg heb voor de zwangerschapstest, die op de grond ligt te wachten.
Voorzichtig zet ik de beker op het fonteintje en met trillende handen frutsel ik het doosje open. De zwangerschapstest zit vervolgens nog eens verpakt in plastic.
God. Ze weten wel goed je geduld op de proef te stellen…
Ik moet mijn tanden gebruiken om het plastic eraf te krijgen. Het is niet de eerste keer dat ik een zwangerschapstest doe, dus ik besluit om de bijsluiter over te slaan. De teststrip gaat op de kop in de paar druppels urine en ik tel hardop…
‘Eén… Twee… Drie… Vier… Vijf… Zes.. Zeven… Acht… Negen… Tien…’ Dan haal ik met een zwier de test uit de beker, doe de dop er op en leg hem op het fonteintje, naast de beker.
Als hij er twee seconden ligt, pak ik hem weer en ik houd hem in mijn hand. Ik kijk en zie hoe de vloeistof langzaam door de test heen loopt. Twee strepen moet ik zien. Dan ben ik zwanger.
De eerste streep verschijnt direct, maar ja dat is ook logisch. Die hoort er te zijn. Dat is een controle streep.
Ik tuur naar het schermpje in de hoop dat er een tweede streep verschijnt, maar ik zie nog niks. Vanuit mijn ooghoeken zie ik de bijsluiter liggen die bij de zwangerschapstest hoort. Ik leg de test weer terug op het fonteintje en open de bijsluiter. Ik screen snel de tekst en zie al snel staan dat ik vijf minuten moet wachten, voordat ik de test moet aflezen.
Oh.
Vijf minuten? Mijn hemel, wat lang. Is dat altijd zo lang?
Ik check of ik het goed gelezen heb. Ja, ik heb het echt goed gelezen…
Oké… Shit.
Ik trek het toilet door, trek nog een paar keer aan mijn broek, totdat deze goed zit en gooi het doosje, de bijsluiter en het plastic omhulsel van de test in het prullenbakje. De vijf minuten zijn nog lang niet om, maar ik kan het niet laten om even een blik op de test te werpen. Niks te zien, op de ene streep na.
Shit.
Ik neem de test mee de woonkamer in en ga aan de eettafel zitten. Ik blijf staren naar de test in mijn hand. Zie je wel. Ik ben niet zwanger. Ik ben hartstikke schijnzwanger. Er is niks aan de hand.
De test zegt het toch? Die is toch duidelijk?
En toch blijf ik staren. En staren.
En dan…
Zie ik dat nou goed? Verschijnt daar nou een tweede streep?
Ik kan het bijna niet zien. Zie ik daar nou een tweede streep? Echt?
Hij is zo licht van kleur, dat ik vermoed dat ik gek aan het worden ben en hallucineer.
Ik sta op en loop naar het raam, zodat ik meer licht heb. Ja, ik zie echt een tweede streep. Maar deze is wel echt heel licht van kleur hoor… Zal dit wel een geldig resultaat zijn?
Vast niet.
Schijnzwanger. Heus.
Ik loop op een drafje terug naar de wc en open het prullenbakje. Daar vis ik de bijsluiter uit en al lezend loop ik terug naar de eettafel.
‘Een streepje, hoe licht ook, geeft aan dat er HCG in het lichaam is aangetroffen en dat u zwanger bent.’
Fuck! Echt?
Ik ben helemaal in trance en bekijk de test nog een keer. Het tweede streepje is inmiddels wat duidelijker geworden en ik werp een blik op mijn horloge.
Vier minuten.
Ik ben zwanger.
Ik ben écht zwanger.
Zie je wel. Ik wist het!
Dan hoor ik de voordeur opengaan. Ik weet dat Leons jas nog op moet hangen en zijn schoenen onder de kapstok moet zetten, dus ik trek een sprintje naar Jasper en trek hem snel het ‘grote broer’ shirtje aan. Gelukkig vindt Jasper eventjes alles goed, wat best een verademing is na vandaag.
Oké. Hier gaan we dan… Hoe zal Leon reageren?