Doodse Stilte – Deel 9
Ik word bruut uit mijn gedachten getrokken door mijn dochter. Eva hangt aan mijn rechterbeen. ‘Maaaaama… Eva Honger!’
Honger?
Ik kijk op de klok en tot mijn verbazing zie ik dat het al bijna halfdrie is. Logisch dat ze honger heeft, ze hadden allebei allang wat moeten eten.
Joke doet een stap naar voren. ‘Ik maak wel wat. Willen jullie een boterham, jongens?’
Ze lijkt haar emoties echt goed onder controle te hebben nu. Als ze naar de keuken loopt, geeft ze me onderweg een kneepje in mijn schouder.
‘Gaat het, meissie?’ vraagt ze voorzichtig.
Met een glazige blik kijk ik haar aan.
Of het gaat?
Ja… eh… Jawel? Denk ik?
Ik voel eigenlijk vrij weinig, los van de constante druk op mijn borstkas. Ik heb het bizarre gevoel dat ik mijn ogen niet goed open kan doen en dat er stukjes lood in mijn oogleden zitten, maar verder gaat het. Ik geloof dat ik me nog niet realiseer wat er allemaal aan de hand is.
Joke veegt met haar perfect gemanicuurde hand een traan van mijn wang weg en kijkt me vol warmte aan. Verbaasd kijk ik haar aan en ik haal mijn hand over mijn andere wang. Mijn hand is nat van de tranen. Dit is raar.
Ik heb nog nooit meegemaakt dat ik huilde zonder me te realiseren dat ik aan het huilen was. Ik heb niet eens door dat er tranen over mijn wangen liepen.
Heel vreemd.
Ik voel dat mijn handen ijskoud zijn en er gaat een rilling over mijn rug.
Het is koud.
‘Ik haal even een trui op,’ fluister ik en ik loop richting de gang. Ik zie dat Joke en mijn vader een blik met elkaar wisselen, maar het maakt me niets uit.
Ik loop de gang in en mijn oog valt op een ingelijste kindertekening, die aan de muur hangt. Het is niets meer dan een klein beetje gekras van Jasper (vier krasjes om precies te zijn), toen hij nog geen jaar oud was en amper een potlood vast kon houden, maar wat was Leon trots op dit allereerste kunstwerk.
‘Ik heb nog nooit een kind gezien wat op deze leeftijd zó mooi kan tekenen! Dit is het bewijs dat onze zoon een dosis creativiteit bezit waar je u tegen zegt. Dit moeten we voor altijd bewaren!’ Ik hoor het Leon nog zo zeggen.
En hij heeft de daad bij het woord gevoegd en de tekening ingelijst. Sindsdien heeft de tekening een prominente plek aan de muur in de gang.
‘Dan kan iedereen hem zien,’ zei Leon.
Ik haalde een beetje nonchalant en lachend mijn schouders op, ik vond het toen wel grappig.
Nu niet meer. Ineens vind ik de tekening in de lijst zo stom. Zo onbelangrijk.
Eigenlijk wil ik de lijst van de muur af trekken, keihard op de grond gooien, het glas horen breken, horen knallen en het uitschreeuwen.
Maar dat doe ik niet.
Natuurlijk niet.
Trede voor trede loop ik de beukenhouten trap op. Ik loop langzaam, op de een of andere manier houd ik mezelf tegen om verder te lopen. Ik houd mezelf tegen om verder te gaan.
Het duurt een eeuwigheid, maar als ik bovenaan de trap ben, blijf ik even staan en voel ik dat ik een klein beetje duizelig word, maar het boeit me niet zoveel. Met een licht gevoel in mijn hoofd loop ik door naar de slaapkamer.
Als ik de deur open doe, komt een fel zonlicht me tegemoet. Het werpt een gouden gloed over onze mintgroene muur. Er tegenaan staat onze zwarte bed. Een oudje, maar hij ligt nog heerlijk. Bovendien zijn allebei onze kinderen op dit bed geboren. Het bed heeft voor mij veel emotionele waarde. Leon riep al twee jaar dat we het bed eens moeten vervangen, maar ik heb het tot nu toe tegen kunnen houden. Ik ben verknocht aan dit bed.
Ik duw het dekbed opzij en ga op het matras zitten. Het witte dekbedovertrek vertoont duidelijk wat kreukels, omdat ik het vertik om dekbedovertrekken te strijken. Het is koud in de kamer, maar iets weerhoudt me om naar de kast te lopen om een trui te pakken.
Ik kijk om me heen en zie boven ons bed de grote, ingelijste foto van ons samen op onze trouwdag. Op de foto zie je mij, in mijn witte bruidsjurk. Mijn krullen tot halverwege mijn rug en een zorgvuldig gedrapeerde sluier, die slechts een deel van mijn haar bedekt. Leon, die me op de foto indringend en met een grote glimlach aankijkt en er in zijn donkerblauwe pak extreem, maar dan ook echt extreem, sexy uit ziet. Men zegt weleens: Een foto zegt meer dan duizend woorden? Nou, dat is hier het geval.
Ik kan niet omschrijven wat de schittering in zijn ogen, zijn brede glimlach, waardoor er één kuiltje ontstaat, en zijn lichaamshouding mij vertellen. Ik ken deze man van A tot Z. Elke millimeter van zijn lichaam heb ik aangeraakt, gestreeld en gekust. Ik heb duizenden keren in zijn armen gelegen, veilig en warm, met zijn neus in mijn haar gedrukt. Leon had altijd de gewoonte om mij een kus op mijn voorhoofd te geven. Zachtjes, voorzichtig en met precies genoeg druk. Op de een of andere manier gaven juist die kussen mij altijd warmte, liefde en vertrouwen…
Voorzichtig ga ik met twee vingers over mijn voorhoofd.
Nooit meer.
Ik voel dat mijn onderlip begint te trillen als ik naar de foto blijf kijken en langzaam komen er weer tranen in mijn ogen. Ik krijg kippenvel op mijn armen, terwijl ik naar zijn gezicht blijf staren.
Ik ben helemaal, compleet en volledig alleen… En zonder dat ik me voor iemand stoer hoef te houden, zonder dat ik me in hoef te houden, sla ik mijn armen om me heen. Mijn armen beginnen te trillen als ik mijn ellebogen vastpak en mijn armen hard tegen mijn buik en borsten aandruk. Mijn kin zakt op mijn borst en ik begin te snikken. Ik laat de tranen komen, allemaal en stuk voor stuk.
Ik laat me met mijn hoofd in mijn kussen zakken en rol op mijn zij. Ik trek mijn knieën op tot aan mijn borst en maak me zo klein mogelijk. Zachtjes wieg ik mezelf heen en weer. Mijn tranen vermengen zich in rap tempo met mijn kussensloop en er ontstaat een grote natte plek.
Het maakt me niets uit.
Mijn hele lijf trilt, schokt en met een vluchtige beweging haal ik een natte pluk haar van mijn wang. Ik sluit mijn ogen, knijp ze dicht en huil. Ik kan het niet meer tegenhouden en het houdt niet meer op.
Leon.
Nooit meer.
Ik probeer zo weinig mogelijk geluid te maken. Ik wil niet dat er iemand van beneden mij hoort en naar boven komt. Om het geluid van het snikken te onderdrukken, druk ik mijn gezicht dieper in het kussen. De emotionele pijn is zo heftig, dat het me fysiek pijn doet. Ik voel de pijn in mijn hele buik, in mijn hoofd en in mijn borst.
Nog steeds hoor ik een stem in mijn hoofd die zegt ‘dit kan niet waar zijn’.
Het kan ook niet waar zijn.
Niet Leon.
Niet mijn Leon.
‘Dan verklaar ik jullie nu tot man en vrouw.’
De woorden van de ambtenaar van de burgerlijke stand bulderen door de zaal en ik krijg er kippenvel van. Wauw. Ik ben zijn vrouw.
‘U mag nu de bruid kussen.’
Ik kijk naar Leon. Hij buigt zich voorover en trekt me met een snelle beweging in zijn armen. Ik kan een harde giechel niet onderdrukken door zijn plotselinge inhaalslag en ik hoor in de zaal achter ons mensen lachen. Zijn warme lippen vinden de mijne en zoenen me gretig. Ik weet niet meer hoe vaak ik al door deze lippen gezoend ben, maar nu is het anders. We zijn nu man en vrouw. Ik voel een golf van blijdschap door mijn lichaam trekken en gloei bijna van geluk.
‘Mama, Papa, gatsiedakkie!’ Ik hoor overduidelijk het kleine, zachte stemmetje van onze zoon Jasper. We laten onze lippen van elkaar los en draaien ons om. Ons kleine mannetje staat, strak in een donkerblauw pak met roze stropdasje, met een vies gezicht naar ons te kijken.
Ik hoor de zaal in lachen uitbarsten om zijn kinderlijke uitspraak en begin zelf net zo hard mee te lachen. Leon doet een stap naar achteren en pakt Jaspers handje vast om hem erbij te betrekken.
‘Groepsknuffel?’ vraagt Leon aan onze zoon.
Jasper glimlacht en pakt met zijn ene arm het been van zijn vader en met zijn andere arm mijn been vast. Dan deinst hij naar achteren en slaat verschrikt zijn hand voor zijn mond. Dat doet hij altijd als hij wat vergeten is.
‘Mama, Eva ook erbij!’
Weer beginnen de mensen in zaal te lachen en vanuit Vera’s handen krijg ik onze 5 maand oude Eva in mijn handen gedrukt.
Daar staan we dan. Met ons vieren. Compleet.
Ik kijk de zaal in en voel tranen in mijn ogen opwellen van emotie. Oh. Ik ben ook zo slecht in dit soort dingen. Als op kerstavond ‘All you need is love’ op televisie is, zit ik met drie dozen tissues en een fles wijn op schoot te kijken. Hoe had ik kunnen bedenken dat ik dit droog kon houden?
Er komt langzaam een applaus uit de zaal wat steeds harder gaat. Mensen staan op en klappen nog harder.
We zijn getrouwd. Eindelijk.
‘Esmee. Lieverd. Kom je naar beneden? De begrafenisondernemer is er.’ Mijn vaders stem komt van onderaan de trap.
Ik weet niet eens hoe lang ik in bed heb gelegen. Ik heb niet geslapen, alleen gelegen. Toen de tranen ophielden met stromen, voelde ik me ineens zo moe, zo moe… ik ben gewoon blijven liggen. Als ik nou heel stil blijf liggen, zou de tijd dan ook even stil komen te staan? Zou de wereld dan heel eventjes stoppen met draaien en zou er voor heel eventjes niks aan de hand zijn? Gewoon niks?
‘Esmee? Hoor je mij?’
Ik sluit mijn ogen en haal diep adem.
‘Ja. Ik kom.’ Er komt amper geluid uit. Ik schraap mijn keel. ‘Ja, pap, ik kom eraan.’
Mijn hele lichaam voelt zwaar en loom aan als ik uit bed klim. Met moeite trek ik de deur van de kast open en ik scan mijn kleding.
Nee.
Ik doe de kast weer dicht, zet twee stappen naar rechts en open de deur waar Leons kleren achter hangen. Ik zie al zijn kleding. Klaar om gedragen te worden. Mijn oog valt direct op een grijze, zwaar verwassen trui die hij op een luie zondagmiddag vaak aan heeft.
Ja.
Ik trek de trui van de hanger en op het moment dat ik de trui om me heen sla, voel ik de warmte letterlijk en figuurlijk door mijn lichaam schieten.
Ja. Dit is het.
Ik rits de, voor mij veel te grote, trui helemaal tot bovenaan dicht en begraaf mijn neus in de zijkanten van de capuchon.
Onbedoeld valt mijn blik op de spiegel, die aan de binnenkant van zijn kastdeur hangt, en ik schrik me kapot.
Mijn huid is bijna doorzichtig, zo bleek ben ik. Het beetje mascara, wat ik vanmorgen op heb gedaan, zit onder mijn wimpers. Mijn ogen zijn dik opgezet, rood en waterig. Op mijn wangen plakken plukken haar en ik zie een rimpel vlakbij mijn neus, waarschijnlijk ontstaan doordat ik mijn gezicht zo in het kussen heb gedrukt.
Ik zie het. Ik zie hoe ik eruitzie. Het maakt me niets uit.
Ik draai me om en loop naar beneden.
De kinderen hebben hun brood op en spelen weer buiten in de tuin. Ik zie dat Joke gehurkt bij hen zit. Aan de eettafel zitten twee dames in nette, zwarte kleding.
Eén dame, ik schat haar een jaar of vijftig, staat meteen op en loopt naar me toe. Haar blonde haren zijn kortgeknipt en netjes in model geföhnd. Ze geeft me een statige, harde en afstandelijke handdruk.
‘Mevrouw, ik ben Gabriëlla. Uitvaartverzorgster. Gecondoleerd met uw verlies.’
Ik knik.
De andere dame staat op. Ze is een stuk jonger, halverwege de twintig, schat ik. Haar bruine haren hangen tot op haar schouders en haar ogen hebben een vriendelijke uitstraling. Ze kijkt me aan, geeft me een hand om me te condoleren en wendt dan snel haar ogen af. Ze voelt zich duidelijk ongemakkelijk. Ik vind haar fascinerend en zoek in haar gezicht naar iets wat me aan kan spreken. Iets wat herkenbaar is voor me…
Ken ik haar?
‘Fenna loopt stage bij ons. Heb je er bezwaar tegen als ze bij dit gesprek is?’ Door Gabriëlla’s stem worden mijn ogen van het jonge meisje afgetrokken.
Ik schud mijn hoofd.
‘Nee hoor, dat heb ik niet.’
Fenna kijkt me niet aan.
Terwijl Gabriëlla mappen uit een grote, zwarte tas haalt en op tafel legt, blijf ik naar de jonge vrouw kijken die hier ineens aan tafel zit.
Ik ken haar… Maar waarvan?
Verder lezen?
Doodse Stilte is verkrijgbaar als paperback en als Ebook