Van mij – Deel 8
Er zijn twee weken verstreken.
Twee weken zonder mijn allerbeste vriend in de hele wereld. Zonder mijn geliefde.
Twee weken zonder mijn Leon.
Ik geloof dat ik gek word.
Begrijp me niet verkeerd, ik heb hem nog wel gezien op school, maar hij bleef zijn kille, afstandelijke rol aanhouden. Hij bleef dat spelletje met me spelen.
Na een poging of tien om contact met hem te leggen, besloot ik naar hem uit te spreken dat ik dit toch wel wat vervelend gedrag vond.
Ik bedoel, hij hoeft me toch niet compleet te negeren? Dat heb ik toch ook niet verdiend?
Tot mijn grote verbazing werden zijn ogen groot, toen ik dit naar hem uitsprak en hij vroeg of ik wel goed wijs was.
‘Ik heb jou al honderd keer gezegd dat ik het vervelend vind dat je steeds contact met mij zoekt. Ik vind het vervelend dat je me ongeveer vijftig keer per dag belt, dat je me minstens honderd berichtjes stuurt en dat je regelmatig heen en weer loopt voor mijn huis. Jij bent degene die vervelend is, Fenna.’ Zijn gezicht liep rood aan. ‘ Laat. Me. Met. Rust.’
Nou ja, Leon kan aardig overdrijven hoor, laten we dat even voorop stellen.
Hij heeft helemaal geen honderd keer gezegd dat ik geen contact met hem mag zoeken. Eerder twintig of misschien dertig keer. Daarnaast bel ik hem écht geen vijftig keer per dag. Of… oké, dat is misschien één keer voorgekomen. Die andere dagen belde ik maximaal veertig keer. En die honderd berichtjes, dat klopt misschien wel. Maar goed, die kan hij toch rustig lezen op een moment dat het hem uitkomt? Daar is toch niets verkeerds aan?
We hebben de examens inmiddels allemaal afgerond en nu ik niet meer naar school hoef, heb ik niks meer te doen. Ik ga dan gewoon elke dag een stukje wandelen. Dat ik dan -toevallig- af en toe langs Leons huis kom, tja… daar kan ik ook niets aan doen. Zo lopen de wandelroutes nou eenmaal.
Ik kon in het begin goed naar binnen kijken en zien wat er allemaal gebeurde, maar de laatste dagen viel het me op dat de gordijnen steeds vaker dicht waren. Af en toe probeerde ik dan dichterbij het huis te komen, maar het kan niet dat iemand dit door heeft gehad, want dat deed ik uitermate voorzichtig. Het zal wel toeval zijn dat de gordijnen de laatste tijd vaak dicht zijn.
Ik heb zijn moeder trouwens ook gezien.
Zij mij niet, maar ik haar wel.
Ik wilde een beeld krijgen van de vrouw die dit allemaal heeft aangericht. Van degene die Leon gehersenspoeld heeft, ook al blijft hij volhouden dat het probleem niet bij zijn moeder ligt, maar bij mij. Hij zegt dat ík degene ben die niet spoor.
Zo zie je maar weer hoeveel invloed één persoon op een ander kan hebben.
Arme Leon, hij ziet de zaken duidelijk niet meer helder en heeft een compleet vertekend beeld van de werkelijkheid gekregen. Hij ziet niet in dat hij als het ware gehersenspoeld is door zijn moeder.
Waar ik er eerder van overtuigd was dat Leon snel genoeg door zou hebben hoe de vork écht in de steel zit, begin ik daar nu steeds meer aan te twijfelen. Hij is zelfs met zijn moeder mee geweest naar de schooldirecteur om te klagen. Over mij notabene, want oeh wat zocht ik veel contact en oeh wat was ik opdringerig en oeh daar moet de school toch wat aan doen, want de politie doet het niet.
Ja, echt! Zo’n invloed heeft ze dus. Toen moest ik weer bij de directeur op gesprek komen en zo…
Man, man, wat een gedoe was dat en ik kan je vertellen, dat was géén onderdeel van mijn plan.
Mijn plan, mijn masterplan om Leon de mijne te maken, is simpel, doeltreffend en kan eigenlijk alleen maar goed aflopen. Als ik eraan denk, verschijnt er automatisch een glimlach op mijn gezicht, zó goed zit het in elkaar.
Ik moet Leon te spreken zien te krijgen. Alleen, zonder andere mensen erbij. Dus niet op school, niet op straat, zeker niet bij hem thuis, maar ergens anders. Als we met z’n tweeën zijn, zonder invloed van anderen, dan zal ik tot hem door kunnen dringen. Dan kan ik hem laten zien, hem laten voelen, dat we voor elkaar gemaakt zijn.
Diep vanbinnen weet hij dit natuurlijk wel, maar zijn gevoel moet weer even… aangewakkerd worden, zeg maar.
Ik hoef hier niet bijzonder veel voor te doen hoor. Sexy kleding, goede lippenstift, het perfecte decolleté en uiteraard precies de juiste woorden. Zodra ik de woorden “Leon, ik heb zin in je” uitspreek, gaat hij ongetwijfeld overstag.
We hebben zó vaak op het randje gestaan… zo vaak is de seksuele spanning tussen ons te snijden geweest. Het is simpelweg onmogelijk dat ik me dat verbeeld heb.
Ik hoef enkel maar alleen met hem te zijn en heel dichtbij hem zien te komen. Dan zal hij het voelen, dat kan niet anders.
Als we dat kleine obstakel hebben gehad, komt de volgende stap, die essentieel is voor onze toekomst.
Dan moeten we Fons uit de weg werken, net zoals ik dat ooit bij mijn moeder heb gedaan.
Ik heb Leon hiervoor nodig, want als ik dit alleen doe, wordt er zeker argwaan gewekt bij de instanties. Ik moet een rotsvast alibi hebben en een getuige. Wie is daar meer geschikt voor dan mijn geliefde?
Natuurlijk heb ik de nodige voorbereiding al getroffen. Ik heb de juiste hoeveelheid drugs in huis. Met z’n tweeën kunnen we dit, ik weet het honderd procent zeker. Leon en ik.
Ik begin alleen. Ik drogeer Fons, zoals ik dat zo vaak doe. Dan komt Leon naar mijn huis, dienen we Fons de overige hoeveelheid drugs toe, zodat hij de pijp uitgaat, en dan hoeven we alleen nog maar het geld van Fons in de kelder op te sporen en we kunnen vertrekken. We kunnen een ticket boeken, bijvoorbeeld naar Thailand, en daar een nieuw leven opbouwen.
Het moet goedkomen.
Dat moet.
Ik bedoel, we hebben over een paar weken allebei een diploma van de middelbare school. Daarmee kunnen we een baan zoeken, zodat we niet te veel opvallen. Dan zoeken we een huisje en we zijn er. We zijn klaar.
En ze leefden nog lang en gelukkig.
Zonder invloed van anderen. Niemand die ons pijn kan doen. Niemand die ons de les leest. Niemand die ons aanraakt, terwijl we dat niet willen.
Niemand. Alleen wij. Leon en ik.
Van mij.
Ik voel hoe mijn tanden zachtjes spelen met mijn onderlip en met mijn wijsvinger veeg ik zachtjes over mijn bovenlip. Mijn ogen worden iets kleiner en ik weet het zeker. Dit plan is briljant.
Het komt goed.
Zo zacht als ik kan, open ik de voordeur. De duisternis van de voorjaarsavond valt als een donkere deken over me heen en ik voel een rilling van genot over mijn rug lopen. Hoewel het vanmiddag toch nog best warm was, is het vanavond nog aardig afgekoeld. Ik loop richting de stoep en begin op hoog tempo in de juiste richting te lopen.
Misschien zie ik hem wel. Misschien heeft hij de gordijnen van zijn slaapkamer open en kan ik hem zien terwijl hij achter het bureau zit, dat kaarsrecht voor het raam staat. Misschien mag ik de rondingen van zijn gespierde schouders zien en als ik héél veel geluk heb, kijkt hij even naar buiten en kan ik een glimp opvangen van zijn intens blauwe ogen.
De gedachte alleen al zorgt ervoor dat ik kippenvel krijg en ik merk dat mijn ademhaling versnelt, waardoor ik automatisch mijn tempo aanpas en sneller begin te lopen.
Door het hoge tempo zweef ik bijna door de duisternis.
Linksaf, dan vierentwintig stappen rechtdoor, vervolgens rechtsaf en dan nog maar zesentwintig stappen totdat ik er ben. Totdat ik bij mijn Leon ben.
Zodra ik bij zijn huis aankom, inspecteer ik op de automatische piloot de omgeving.
Er brandt geen lamp bij de voordeur, wat fijn is, want dan kan ik gemakkelijker dichtbij komen.
De gordijnen bij de woonkamer zijn gesloten. Er komt geen millimeter licht doorheen en ik frons even mijn wenkbrauwen. Sjongejonge, moet dat allemaal zó potdicht mensen. Overdrijven is ook een vak.
Tot mijn vreugde zie ik dat Leons gordijnen niet gesloten zijn. Sterker nog… zie ik dat nou goed?
Mijn hart begint in mijn keel te bonzen en ik voel de adrenaline door mijn lichaam razen.
Zijn raam staat op een kiertje.
Oh. Mijn. God.
Ik begin zwaar te ademen. Dit is het, dit is waar ik al die tijd op gewacht heb. Hij geeft me een teken! Een teken van pure liefde! Hij zet, letterlijk, het raam op een kier, precies zoals het spreekwoord. Of is het spreekwoord een deur op een kier zetten? Ach, wat maakt het ook uit. Leon doet het op deze manier, omdat hij wéét dat ik hem zal begrijpen. Hij weet dat ik de hint zal oppakken! Hij wil bij me zijn.
Hij geeft me een opening.
Ik leg even mijn hand op mijn borst, in de hoop dat ik mijn hartslag hiermee iets naar beneden krijg.
‘Oh, Leon,’ fluister ik. ‘Ik ben er, lieverd. Ik ben er. Je bent niet alleen.’
Maar hoe ga ik dit aanpakken? Leon laat het me zó tactisch weten… dat moet zijn om zijn moeder te omzeilen. Zij mag het niet weten, zij mag absoluut niet weten dat Leon eindelijk wakker is geworden en de realiteit onder ogen ziet.
Wat zal hij bang zijn geweest dat ik hem op zou geven… dat hij me kwijt was. Maar aan de andere kant… hij heeft het gevoeld. Hij heeft mij gevoeld. Onze liefde. Hij weet het. En nu is het klaar met de onzekerheid. We mogen samen zijn.
Maar… wat nu? Aanbellen kan niet. Natuurlijk niet.
‘Hallo, mevrouw. Ik kom uw zoon ophalen om naar Thailand te gaan.’ Ha, ze zien me aankomen.
Maar ik moet Leon wel op de een of andere manier laten weten dat ik er ben.
Ik verstop me achter een grote struik, die tegenover Leons huis staat, en ik haal mijn telefoon uit mijn broekzak. Met mijn linkerhand probeer ik het licht wat van mijn toestel komt af te schermen, terwijl ik met mijn rechterhand Leon bel.
Voicemail. Direct.
Och, Leon, toch! Ik moet glimlachen om zijn sulligheid. Hij heeft duidelijk niet vooruit gedacht. Wat schattig.
Voor de zekerheid probeer ik het nog een keer, maar ik krijg weer zijn voicemail.
‘Leon, met mij. Ik begrijp je hint. Ik zal je nooit met rust laten, nooit, dat beloof ik. Ik hou van je.’ Ik spreek de woorden rustig en beheerst uit.
Voorzichtig kijk ik op van het scherm en ik tuur langs de blaadjes aan de struik. Het raam staat nog steeds op een kier en ik voel wederom een golf van geluk over me heen glijden.
‘Leon, lieve Leon,’ fluister ik. Ik wrijf een steentje van mijn broek en dan ineens word ik overvallen door hét beste idee ooit. Nou ja, niet ooit. Maar wel een goed idee.
Met mijn vingers zoek ik naar meer steentjes. Ik verzamel er tientallen en omklem ze zo hard, dat het pijn doet aan mijn vingers. Maar dat maakt me niets uit, ik moet ze vasthouden.
Wat is er nou romantischer dan steentjes tegen iemands raam gooien? Niks toch? Dat zie je toch ook altijd in films?
En dan leven ze nog lang en gelukkig.
Ja, het is briljant.
Ik kan hem tactisch laten weten dat ik er ben, zonder dat zijn moeder het doorheeft. Hij zal dan snel wat spullen pakken, uit het raam klimmen en me hartstochtelijk zoenen. Wellicht kunnen we zelfs vanavond al beginnen met onze reis. Misschien ben ik vanavond al van Fons af…
Terwijl de adrenaline nog harder door mijn lichaam giert, manoeuvreer ik me voorzichtig achter de struik weg. Ik sluip naar het huis toe, totdat ik de perfecte plek heb gevonden om de steentjes te gooien.
Ik adem diep in en concentreer me op Leons raam. Ik ben nooit een hoogvlieger geweest bij gym, maar dit moet me wel lukken, toch?
Voorzichtig gooi ik het eerste steentje.
Mis.
Oké, dat kan gebeuren. Beetje oefenen. Ik moet er even inkomen.
Ik gooi het tweede steentje en slaak een zachte kreet van blijdschap, als ik zie dat deze het raam raakt.
Ja!
Ik wacht in spanning af, maar er gebeurt niets.
Shit.
Ik gooi nog een steentje. En nog één. En nog één.
Stuk voor stuk gooi ik ze raak en als ik niet zo ontzettend geconcentreerd was, zou ik mezelf bijna een schouderklopje geven.
Dan gebeurt het. Ik zie dat de lamp in Leons slaapkamer aangaat en ik houd even mijn adem in.
Dit is het. Ons sprookje gaat beginnen.
En ze leefden nog lang en gelukkig….